1. Een levend organisme is een ‘open’ systeem, dat voortdurend een verhouding heeft met het omgevende milieu. Het heeft ook een eigen ‘innerlijk’ milieu waarin de stofwisseling en levensprocessen plaatsvinden.
Het organisme blijft in leven zolang de voornaamste criteria van het innerlijke milieu, de fysiologische constanten, zoals de lichaamstemperatuur, de arteriële druk, suiker, zuurstof, kooldioxide, proteïnen, elektrolyten etc. op een voor het leven benodigde niveau blijven of met andere woorden de grenzen van de norm niet overtreden.
2. De stabiliteit van de criteria van het innerlijke milieu, of homeostase, wordt onderhouden door diverse functiesystemen. Functiesystemen verenigen organen van het lichaam in een geheel en zorgen door middel van zelfregulatie voor het aanpassen van het organisme tot het omgevende milieu.
3. Gezondheid is de toestand, waarin alle levensbelangrijke constanten binnen de norm blijven.
Het organisme is het geheel van de functiesystemen. De gezondheid van het lichaam is het gevolg van de harmonieuze werking van de functiesystemen. In normaal functionerende organisme werkt een universele regel: de processen die de afwijking van de norm herstellen, overheersen de invloed van de afwijkende processen.
4. Ziekte is de toestand, waarin:
a) levensbelangrijke constanten de norm beginnen te overtreden,
b) storingen aanwezig zijn in de werking van functiesystemen die deze constanten onderhouden.
Een voorbeeld: een chronische hyperventilatie (‘diepe ademhaling’) en als gevolg daarvan een tekort aan CO2 in de longen en in het bloed veroorzaakt een ontwikkeling van compenserende reacties in de functiesystemen, die de benodigde hoeveelheid CO2 in de longen en in het bloed onderhouden. Dit gebeurt door middel van gedeeltelijke sluiting van de luchtwegen (chronische loopneus, neuspoliepen, opgezwollen neusamandelen bij kinderen, obstructieve bronchitis en astma), verkramping van de bloedvaten (verhoging van de bloeddruk, hypertensie), verharding van de celmembranen en bloedvatwanden (arteriosclerose, hoge cholesterolgehalte, angina pectoris en ischemia) en een aantal andere verstoringen van de stofwisseling, tot de ontwikkeling van suiker diabetes toe.
5. Diagnostiek is het zoeken naar de constanten die de norm overtreden.
Ieder functiesysteem wordt gevormd om slechts één parameter van het innerlijke milieu van het lichaam te onderhouden. Iedere pathologie heeft dus in haar basis de verandering van slechts één specifieke constante of één parameter.
6. Genezing volgens de Buteyko-methode is het terugkeren van constanten tot de norm.
Het proces van het terugkeren van constanten tot de norm wordt verwezenlijkt door:
a) rechtstreeks invloed uitoefenen op de constante zelf,
b) invloed uitoefenen op het onvoldoende werkende functiesysteem dat verantwoordelijk is voor het onderhouden van de constante binnen de norm.
Een voorbeeld: het normaliseren van de criteria van de ademhalingsfunctie leidt tot het normaliseren van constanten volgens CO2 en O2. Dit heft de werking van specifieke functiesystemen op die verantwoordelijk zijn voor het onderhouden van deze constanten en wij kunnen zien hoe geleidelijk aan allergie, chronische loopneus, neuspoliepen, bronchiale astma, hypertensie en veel andere aandoeningen verdwijnen.
7. Preventie volgens de Buteyko-methode is het voorkomen van de verschuiving van de constanten buiten de grenzen van de norm. Regelmatige lichamelijke inspanning (sport, lichamelijk werk) onder controle van de toestand van de uitwendige ademhaling (meting van ‘de controle pauze’ voor en na lichamelijke inspanning) is de simpelste wijze om dit doel te bereiken. Als resultaat daarvan ontstaat een stabiele klinische remissie (volkomen herstel) en afwezigheid van recidieven van de ziekte. U bent gezond!
Bron: buteyko-methode.eu artikel:Andrey Novozhilov, Masha Anthonissen-Kotousova
Klik hier om je te abonneren voor het YouTube kanaal van Upgradejezelf